Monday, March 06, 2006

Nederlandse test

Hoi allemaal,
Nog steeds (te) druk met mijn lessen. Zo druk dat ik eigenlijk alweer op zoek ben naar een andere baan. Een normale werkweek van 54 uur (6 dagen van 9 uur) is toch wel heel veel. Want uiteraard komt daar nog reistijd bij (2 uur per dag) en af en toe werk ik een beetje over. Bovendien ben ik het totaal niet eens met de manier waarop de directie omgaat met het personeel. Maar goed, er zijn nog steeds een boel dingen die ik wel leuk vind dus ik vermaak me over het algemeen nog wel prima.

Een interactief blogje deze keer. Ben bezig met de test voor Nederlands (de grote test is volgende week maandag, de 13e) en ik betrapte me mijzelf er een aantal keren op dat ik eigenlijk zelf soms de regels niet weet. Ik doe het meestal (niet altijd!) wel goed, maar puur omdat het gewoon "raar klinkt" anders.

Vandaar dat ik een aantal vragen met jullie wil delen, kun je voor jezelf uitmaken hoe goed je kennis van de Nederlandse grammatica (nog) is. In de test zijn de vragen in het Engels, maar ik heb ze voor jullie gemak even vertaald.

Vraag 1. Ik, jij, u, hij, zij, het, wij, jullie, u, zij (de pronouns). Wat is het verschil tussen "jij", "u", "jullie" en "u"? (In het Engels betekenen ze allemaal "you")


Vraag 2. Welke van de bovenstaande pronouns kun je ook "unstressen". In plaats van waar woon jij? kun je ook zeggen: waar woon je? De jij in je veranderen noem je unstressen.


Vraag 3. Zijn jas is blauw, het is een blauwe jas. Zijn overhemd is blauw, het is een blauw overhemd. Waarom krijgt de jas een extra "e" (blauwE jas) en het overhemd niet (blauw overhemd)?


Vraag 4. Vergelijk de volgende zinnen: Dit is mijn jas niet. Ik ga niet met de auto. Mijn jas is niet blauw. Ik schrijf niet netjes. Ik ga de auto niet wassen. In alle de zinnen staat het woordje "niet". Maar steeds op een andere plaats in de zin. Waarom? Waar plaats je "niet" in een zin?


Vraag 5. Behalve "niet" heb je ook het woordje "geen". Bijvoorbeeld: Ik kijk geen televisie. Wanneer gebruik je "niet" en wanneer gebruik je "geen".


Vraag 6. Ga je morgen fietsen? Nee, ik ga niet fietsen morgen. Of: Ik ga morgen niet fietsen. Welke van deze twee antwoorden is grammaticaal correct en waarom?


Vraag 7. Vergelijk: Deze stoel zit lekkerder dan die. Dit artikel is saaier dan dat. Wanneer gebruik je deze/die en wanneer gebruik je dit/dat ?


Heel veel succes! De volgende blog de antwoorden :-).

Lfs,

Sanne

1 comment:

  1. Nu moet ik toch eerlijk toegeven dat ik toch even moest nadenken voordat ik het weer wist:-). Behandel je eigelijk ook spreek taal ? Of is dat alleen maar verwarrend???

    ReplyDelete